Persoonsgebonden maatregelen

Onderstaande tabel geeft een samenvatting van persoongebonden maatregelen.

Maatregel Agens Proces / apparatuur Werkomgeving Werkmethode
6. Persoonlijke bescherming • Ademhalings-bescherming
• Gehoor-bescherming
• Beschermende kleding
Bron: Handboek arbeidshygiëne – Kluwer 2011

Persoonlijke beschermingsmiddelen
Persoonlijke bescherming varieert van het gebruik van handschoenen en beschermende kleding tot het dragen van adembescherming. In het veiligheidsinformatieblad van een gevaarlijke stof staat vermeld welke persoonlijke beschermingsmiddelen nodig zijn, maar ook van welk materiaal zij gemaakt moeten zijn om bescherming te kunnen bieden, hoe vaak ze vervangen moeten worden, hoe ze schoon gehouden kunnen worden e.d. Raadpleeg de leverancier als er onduidelijkheden zijn over de gevaarlijke stof of over het veiligheidsinformatieblad. Zorg er in ieder geval voor dat de medewerkers precies weten hoe gewerkt moet worden.

Voor wat betreft het inademen van schadelijke dampen, moet voorkomen worden dat adembescherming altijd en de hele tijd gebruikt moet worden. Als adembescherming nodig is, moet deze geschikt zijn voor de betreffende stof en gebruiker. De gebruiker moet opgeleid zijn om op een juiste manier van adembescherming gebruik te kunnen maken. Voor de keuze van de juiste adembescherming en voor voorlichting over het gebruik hiervan is deskundigheid vereist. Raadpleeg een arbeidshygiënist als deze kennis niet in het bedrijf aanwezig is.

Beschermende kleding kan bestaan uit handschoenen, een schort, laarzen etc. Tijdens het werken met gevaarlijke stoffen mag niet gegeten worden. Indien met vloeistoffen gewerkt wordt, is ook gladheid van vloeren een aandachtspunt.

Veiligheidsvoorschriften
Werknemers zijn verplicht om de veiligheidsvoorschriften in acht te nemen en voorgeschreven persoonlijke beschermingsmiddelen te gebruiken. De werkgever heeft de plicht om werknemers voor te lichten over risicovolle onderdelen van het werk. Hierbij hoort een instructie over het werken met gevaarlijke stoffen middels een werkplekinstructiekaart, die aan de hand van de door de leverancier verstrekte informatie is opgesteld. Hierop staan de risico’s van een product vermeld en eventueel de persoonlijke beschermingsmiddelen die moeten worden gebruikt. Zorg dat zowel veiligheidsinformatieblad als werkplekinstructiekaarten tijdens het gebruik van een stof bereikbaar zijn. Dit kan door deze informatie bijvoorbeeld in een map of aan de muur te bevestigen, of via computer beschikbaar te hebben. Bijlage 7 is een voorbeeld van een algemene instructie voor het werken met gevaarlijke stoffen.

Hulpverlening bij calamiteiten
Voor hulpverleners is het belangrijk dat bekend is welke stoffen in het bedrijf voorkomen en waar deze staan. Het calamiteitenplan moet hieraan aandacht besteden en ook voor gevaarlijke stoffen risico’s, aangeven hoe moet worden gehandeld in noodsituaties.

Bij een overmatige blootstelling aan gevaarlijke stof, zoals bij een calamiteit, moet altijd contact worden opgenomen met een arts. Hierbij is het belangrijk dat de BHV-er beschikt over de juiste informatie: veiligheidsinformatieblad en werkplekinstructiekaart moeten dus actueel zijn. Hieronder volgen enkele algemene richtlijnen voor herkenbare situaties in onze sector.

Bij het inademen van gevaarlijke stoffen moet als volgt worden gehandeld:
• breng het slachtoffer in de frisse lucht
• laat het slachtoffer een half zittende houding aannemen
• houd de ademhaling van de patiënt goed in de gaten
• beadem het slachtoffer indien noodzakelijk
• houd rekening met langetermijneffecten (longoedeem)

Bij het inslikken van een gevaarlijke stof is in sommige gevallen braken noodzakelijk, maar in veel gevallen kan dit juist leiden tot een extra risico. De stof komt dan namelijk nog een keer langs de slokdarm. Dit geeft een extra kans op verslikken. Bij veel zuren en logen is het drinken van veel water (2 liter) de toepasselijke maatregel. Raadpleeg het veiligheidsinformatieblad bij het inslikken van een gevaarlijke stof.

Bij huidcontact moet verontreinigde kleding worden uitgetrokken en er moet met veel water worden gespoeld. Ook als een gevaarlijke stof in de ogen terechtgekomen is dan is spoelen de remedie. Een nood- of oogdouche is verplicht indien gewerkt wordt met stoffen in de categorieën: ontplofbaar, ontvlambaar, (zeer) vergiftig, bijtend en sensibiliserend. Ook voor stoffen die door verhoogde temperatuur, door hun reactiviteit met water waarbij brandbare gassen worden ontwikkeld, of door zelfontbranding gevaar voor brand of explosie kunnen opleveren is een nood- of oogdouche vereist. De nooddouche moet aangesloten zijn op het waterleidingnet en de capaciteit bedraagt minimaal 80 liter per minuut.

Voor oogdouches geldt dat de oogspoelvoorziening doelmatig moet zijn. Afhankelijk van de situatie kan een op de waterleiding aangesloten oogdouche of een oogspoelfles worden gebruikt. In het algemeen is een oogspoelvoorziening doelmatig indien:
• Deze voldoende snel bereikbaar is in geval van een ongeval
• Deze eenvoudig bedienbaar is
• Zo nodig beide ogen voldoende lang gespoeld kunnen worden
• De ogen zodanig kunnen worden gespoeld dat deze wel snel worden gereinigd, maar niet worden beschadigd.

Losse oogspoelflessen kunnen ook aanvullend gebruikt worden om bijvoorbeeld onderweg naar de eerste hulp post te blijven spoelen. Let op: periodieke inspectie van oogspoelflessen is nodig om in noodsituatie goed te kunnen spoelen.