Druktechnieken


Flexodruk en verpakkingsdiepdruk

In de verpakkingsindustrie worden flexodruk en diepdruk op relatief grote schaal toegepast. Zowel flexodruk als diepdruk worden gebruikt voor het bedrukken van flexibele verpakkingen op basis van papier, kunststof en aluminiumfolie. Flexodruk wordt veel gebruikt voor het bedrukken van golfkarton en papier.

De samenstelling van flexodrukinkten kan zijn uitgevoerd op oplosmiddelbasis, maar ook op waterbasis. In het eerste geval gaat het meestal om het oplosmiddel ethanol. In het laatste geval spreekt men ook wel van watergedragen inkten. Overigens kunnen watergedragen inkten ook nog een substantiële hoeveelheid oplosmiddel bevatten. Ook hierbij is dit meestal ethanol. Watergedragen flexodrukinkten worden op grote schaal toegepast bij de fabricage van verpakkingen uit papier en golfkarton. Bij flexodrukken op niet-poreuze materialen als kunststoffen of aluminiumfolie zijn meestal flexodrukinkten op oplosmiddelbasis noodzakelijk.

Verpakkingsdiepdruk onderscheidt zich van normale diepdruk, waarmee bijvoorbeeld tijdschriften worden gedrukt, door het gebruik van speciaal geconstrueerde drukpersen en het gebruik van speciale inkten die vaak geschikt moeten zijn voor verpakkingen van levensmiddelen.
Diepdrukinkten zijn vrijwel altijd op oplosmiddelbasis; als oplosmiddel wordt meestal een mengsel van ethanol en ethylacetaat gebruikt. Inkten met een metaaleffect (bijvoorbeeld zilver of goudinkt) kunnen ook een kleine hoeveelheid andere oplosmiddelen bevatten.

Lakkeren en lamineren
Bij het produceren van laminaten uit aluminiumfolie en papier wordt tegelijkertijd de aluminiumzijde voorzien van een laklaag die als primer dient voor latere bedrukking of verlijming. Aluminiumfolie zonder primer kan niet goed bedrukt of verlijmd worden.
Lakken die worden gebruikt als primer op aluminiumfolie zijn vrijwel zonder uitzondering op oplosmiddelbasis. Als oplosmiddel wordt meestal een mengsel van ethanol en ethylacetaat gebruikt.

Lakken die worden gebruikt om het (verpakkings)drukwerk krasbestendig te maken of lakken die worden gebruikt om een mat of een glanseffect te geven kunnen zowel op oplosmiddel¬basis zijn uitgevoerd als watergedragen zijn. Wanneer deze lak op oplosmiddelbasis is, wordt meestal een mengsel van ethanol en ethylacetaat gebruikt. Watergedragen lakken zijn vaak acrylaatemulsies; deze zijn meestal geheel oplosmiddelvrij.

Bij de productie van flexibele verpakkingsmaterialen worden vaak lakken of lijmen aangebracht die later worden gebruikt als sealmedium op een verpakkingsmachine (z.g. heatseallakken). Deze lakken zijn vaak op oplosmiddelbasis, maar er bestaan ook watergedragen seallakken. Als oplosmiddel wordt meestal een mengsel van ethanol en ethylacetaat gebruikt. Als alternatief wordt in sommige gevallen (voor flowpack verpakkingen) ook wel gebruikt gemaakt van coldseallijm, deze wordt opgebracht vanuit een waterige latexemulsie en is oplosmiddelvrij.

Bij het produceren van laminaten van aluminiumfolie met kunststoffolie of laminaten van twee of meer kunststoffolies wordt soms gebruik gemaakt van oplosmiddelhoudende lamineerlak. Na het opbrengen van de lak wordt het oplosmiddel verdampt, waarna de twee substraten door de overgebleven kleverige lijmlaag met elkaar worden verbonden. Als oplosmiddel wordt hier meestal een mengsel van methylethylketon (MEK) en ethylacetaat gebruikt.

Offsetdrukken
Bij een aantal bedrijven wordt als drukproces offset toegepast. Het betreft hier hoofdzakelijk producenten van vouwkartonnages.

Offsetinkten zijn oplosmiddelenvrij, maar er zijn nog wel drukkerijen waar een kleine hoeveelheid isopropylalcohol (IPA) aan het vochtwater wordt toegevoegd.

IPA heeft een vlampunt van 12°C en valt daardoor, net als ethanol, in groep K1. (Zie de tabel classificatie oplosmiddelen.) In het Arboconvenant Grafimedia, (1 november 2001) staat dat het percen¬tage IPA in het vochtwater teruggedrongen moet worden tot minder dan 5 vol. %. Nieuwere offsetdrukpersen kunnen, in combinatie met andere vochtwatertoe¬voegingen, geheel zonder alcohol werken.

Bij het schoonmaken van offsetdrukpersen worden vaak oplosmiddelen gebruikt. Vroeger waren dat vluchtige oplosmiddelen als aceton of kookpuntbenzine, dus van het type K1 in onderstaande tabel, maar tegenwoordig moeten vanwege de vervangingsregeling die hiervoor geldt de voor dit doel gebruikte oplosmiddelen van het type K3 of K4 zijn.

 

Volgens het arboconvenant Grafimedia moet het verbruik aan K1- en K2-oplosmiddelen teruggedrongen worden tot maximaal 10% van het totaal.

Het is echter veiliger om oplosmiddelen die in klasse K1 vallen helemaal niet meer te gebruiken en van K2 slechts kleine hoeveelheden, als het niet anders kan. Het overgrote deel van de te gebruiken oplosmiddelen zal in de klassen K3 en K4 moeten liggen.

Zeefdruk
Zeefdruk wordt sporadisch gebruikt in de pkgv-bedrijven, maar het kan wel voorkomen, bijvoorbeeld bij kleine oplages of bij sommige verpakkings¬materialen die na het verpakkingsgebruik nog als speelgoed of als een gebruiksartikel kunnen dienen. Bij zeefdruk worden in de regel oplosmiddelhoudende inkten en lakken gebruikt.

Digitaal drukken
Digitaal drukken gebeurt met groot formaat inkjet printers. De inkten die hierbij worden gebruikt kunnen zowel watergedragen zijn en oplosmiddelvrij, maar er zijn ook inkten voor inkjetprinters die oplosmiddelen bevatten. In sommige gevallen worden ook UV-drogende inkten gebruikt.