1. Aanrijdingen door rijdend transportmiddel
Tegenover het gewicht van voertuigen en materialen ben je als mens kwetsbaar als je geraakt wordt door honderden kilo’s staal en papier. Aanrijgevaar kan bijvoorbeeld veroorzaakt worden door:
- Voetgangers en interne transportmiddelen bevinden zich in dezelfde ruimte
- Onduidelijkheid over de verkeersregels
- De chauffeur of bediener van het transportmiddel is niet voldoende deskundig
- Het transportmiddel is ondeugdelijk
- Het transportmiddel wordt niet volgens de instructie gebruikt
Behalve voetgangers kan materieel ook aangereden worden met schade tot gevolg.
1.1 Bronmaatregelen
1.1.1 Voorkomen intern transport
Om het risico op gevaarlijke situaties zo veel mogelijk te beperken is het in eerste instantie zaak om intern transport zoveel mogelijk te vermijden. Hierbij wordt het proces zo ingericht dat er zo min mogelijk verplaatsingen nodig zijn. Dit is het meest eenvoudig toe te passen bij een nieuw in te richten pand, maar ook in bestaande situaties zijn er vaak nog mogelijkheden om het proces aan te passen zodat er minder transportbewegingen nodig zijn.
1.1.2 Scheiden van verkeersstromen
Om aanrijdingen te voorkomen is het noodzakelijk om de verschillende verkeersstromen zoveel mogelijk van elkaar te scheiden. In ruimten waar veel transportbewegingen zijn kan het risico op gevaarlijke situaties beperkt worden door geen voetgangers toe laten tot de ruimte. Dit is in veel gevallen toe te passen in magazijnen.
In ruimten waar zich veel arbeidsplaatsen bevinden dient een veilige afstand te zijn tussen de transportmiddelen en voetgangers. Daar waar dat niet mogelijk is dient een fysieke afscherming toegepast te worden. De volgende maatregelen (of combinaties) dienen genomen te worden, in hiërarchische volgorde:
- Zware transportmiddelen als heftrucks mijden. Producten kunnen dan eventueel via transportbanden of lichtere transportmiddelen als een EPT verplaatst worden;
- Arbeidsplaatsen afschermen met een doelmatige aanrijbeveiliging;
- Voetgangers scheiden van transportmiddelen middels aanrijbeveiliging;
- Looppaden en rijpaden markeren op de vloer, zodat duidelijk is waar anderen zich kunnen bevinden.
Doel is om veilige verbindingswegen te hebben voor de verschillende verkeersstromen (art. 3.14 Arbobesluit) . De routes dienen voldoende breed te zijn;
- Looppaden dienen minimaal 60 cm breed te zijn
- Rijpaden dienen bij eenrichtingsverkeer minimaal 60 cm breder te zijn dan het breedst beladen transportmiddel
- Rijpaden dienen bij tweerichtingsverkeer minimaal 90 cm breder te zijn dan tweemaal het breedst beladen transportmiddel
Wanneer er deuren in de verkeersroute zitten dienen deze voldoende doorzicht te geven op het verkeer achter de deur. Dit kan door middel van het gebruik van doorzichtig materiaal of door het plaatsen van een raam.
1.2 Collectieve / technische maatregelen
1.2.1 Beperken van de snelheid van heftrucks
Het beperken van de snelheid van heftrucks geeft chauffeurs en hun collega’s meer tijd om te reageren op een onverwachte situatie. Gevoelsmatig lijkt het reduceren van de maximale snelheid ten koste te gaan van productiviteit. Dit is echter lang niet altijd het geval, omdat de gemiddelde snelheid van een heftruck bij het uitvoeren van werkzaamheden relatief laag is. Met een lagere topsnelheid wordt een efficiënte rijstijl gestimuleerd, waardoor ook het schaderisico daalt.
De maximale veilige snelheid hangt af van de omgeving; op plekken waar zowel voetgangers als heftrucks komen, zonder dat zij fysiek van elkaar gescheiden zijn, dient de heftruck stapvoets te rijden bij het passeren van de voetganger. Voorafgaand aan het passeren is het van belang dat er onderling oogcontact is tussen de bestuurder en de voetganger. Op plekken waar voetgangers en transportmiddelen fysiek van elkaar gescheiden zijn is een hogere snelheid mogelijk, alhoewel dit binnen zelden hoger zal zijn dan 6 km/u. Om te kunnen bepalen welke snelheid gepast is, dienen de risico’s geïnventariseerd en geëvalueerd te worden (RIE). De veilige maximum snelheid dient onderdeel te zijn van het verkeersplan. Een gematigde snelheid draagt behalve bij het verminderen van aanrijrisico ook bij aan het verminderen van kantelgevaar en het verminderen van lichaamstrillingen.
Een voorbeeld van een bovenwettelijke goede praktijk is een automatische snelheidsbegrenzer. Deze systemen kunnen de snelheid van de heftruck beperken. Het is ook mogelijk om de snelheid per gebied te begrenzen.
1.2.2 Zorg voor voldoende zichtbaarheid
Ten eerste dienen arbeidsplaatsen voldoende verlicht te zijn (art. 6.3 Arbobesluit), zodanig dat het aanwezige licht geen risico oplevert voor de veiligheid. Daarnaast dient een heftruck voorzien te zijn van goede verlichting. In ruimten waarin gehoorbescherming gedragen wordt is de zichtbaarheid van een heftruck cruciaal voor de veiligheid van medewerkers. Onoverzichtelijke bochten en kruisingen van transportroutes zijn voorzien van (bol)spiegels of waarschuwingslichten die oplichten als een voertuig nadert.
Om voetgangers en ander verkeer te attenderen op een naderende heftruck kunnen floorspot lampen op de heftruck bevestigd worden. Deze lampen werpen enkele meters voor de truck – in de rijrichting – een heldere rode of blauwe lichtvlek op de vloer. Het gebruik van reflecterende strips op de heftruck kan ook bijdragen om transportmiddelen zichtbaar te maken.
Wanneer de spiegels in de heftruck onvoldoende zicht opleveren voor de chauffeur dienen rondomzichtcamera’s geplaatst te worden. Meerdere camera’s op de heftrucks helpen de bestuurder om blinde vlekken te verminderen en zo ongelukken te voorkomen. De bestuurder kan gebruik maken van een monitor in de cabine.
Voorbeelden van bovenwettelijke technische oplossingen zijn bijvoorbeeld:
- Voetgangerswaarschuwingssystemen: Deze systemen kunnen waarschuwen wanneer er voetgangers in de buurt van de heftruck zijn. Sommige systemen kunnen automatisch de snelheid aanpassen wanneer voetgangers in de buurt zijn.
- Obstakeldetectie: dit zijn sensoren die continu de omgeving scannen en ingrijpen om botsingen te voorkomen. Dit kan door te vertragen, te stoppen of door te keren.
- Organisatorische maatregelen
1.3.1 Verkeersvoorschriften ondersteunend aan het verkeersplan
Op het bedrijfsterrein is het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens (RVV 1990) ook van toepassing, dit dient aangegeven te worden bij het betreden van het terrein. Hierbij is het belangrijk dat de borden en waarschuwingen aansluiten op de geldende regels. Met name voor mensen die niet dagelijks in een productie- of logistieke omgeving werken is het van belang dat duidelijk aangegeven wordt wat de gevaren zijn. Iedereen die een ruimte betreedt waar zich heftrucks of dergelijke transportmiddelen bevinden dient hierop gewezen te worden, bijvoorbeeld middels een pictogram (art.8.4 Arbobesluit). Naast een pictogram of tekst is het raadzaam om te werken met een instructie, waarbij bezoekers een verklaring ondertekenen voordat het bedrijfsterrein betreden wordt. Op deze wijze zijn ook de juridische aspecten beter afgedekt.
Heftrucks op de openbare weg
Wanneer heftrucks ook op de openbare weg rijden stelt de wet aanvullende eisen met betrekking tot voorzieningen op de heftruck en een verzekering. In bepaalde gevallen is er een kentekenplicht en is een T-rijbewijs nodig. Meer informatie hier over staat in bijlage 2.
1.3.2 Opleiding en certificering bestuurders
Om een heftruck of dergelijk transportmiddel te mogen besturen moet de bestuurder specifieke deskundigheid bezitten (art. 7.17c Arbobesluit). Voor de certificering is het in veel gevallen mogelijk om een cursus te volgen voor meerdere transportmiddelen tegelijk, zoals een heftruck, reachtruck en een elektrische handpallettruck. Een cursus moet gegeven te worden door een deskundig bedrijf en dient te bestaan uit een theorie- en praktijkgedeelte, waarbij het veilig gebruik van de heftruck voldoende aandacht krijgt. Bij het theoriedeel moet in ieder geval de benodigde vakkennis om de heftruck te kunnen bedienen en besturen, veiligheidsvoorschriften, de belasting van de heftruck en de dagelijkse controles worden behandeld. Bij het praktijkgedeelte dienen in ieder geval het bedienen en besturen van de heftruck, het laden en lossen van goederen, het stapelen van bijvoorbeeld pallets en het onderhoud van de heftruck behandeld te worden. Beide onderdelen dienen afzonderlijk geëxamineerd te worden voor een geldig certificaat. Het certificaat is 5 jaar geldig. Naast het heftruckcertificaat dient een beoogde bestuurder ook intern praktijktraining te volgen. Er dient dan op de beoogde arbeidsplaats geoefend te worden.
Aanvullende eisen bij gebruik van een rollen- of balenklem
Voor het vervoer van rollen en balen wordt in veel gevallen gebruik gemaakt van een hydraulische rollen- of balenklem die op een heftruck kan worden bevestigd. Het gebruik van zo’n rollenklem vereist extra aandacht in de specificaties van de truck, in het werkgebied, maar ook in de opleiding van de heftruckchauffeur die hiermee werkt. Door een klem te monteren verschuift het lastzwaartepunt van de truck naar voren waardoor de truck voorover kan kantelen. De heftruck dient voorzien te zijn van de juiste lastdiagram, behorend bij het gebruikte materieel.
Er is pas sprake van voldoende deskundigheid wanneer de bestuurder behalve het heftruckcertificaat ook voldoende praktijktraining heeft opgedaan.
1.3.3 Correct beheer van transportmiddelen met keuringen en onderhoud
Alle transportmiddelen worden minimaal jaarlijks gekeurd en zo nodig beproefd, of vaker wanneer de technische staat door het gebruik eerder zodanig is verslechterd dat de veiligheid in het geding komt (artikel 7.4a, lid 3 Arbobesluit). Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn als een truck continue ingezet wordt en in een stoffige omgeving werkzaam is. De transportmiddelen dienen voldoende onderhouden te worden en dienen onderdeel te zijn van een onderhoudsbeheersprogramma; het onderhoud, de keuringen en de frequenties daarvan dienen te worden vastgelegd in een onderhoudssysteem of -boek.
Het is ook sterk aan te raden om een keuringsticker op het transportmiddel te laten plaatsen. De keuring moet worden uitgevoerd door een deskundig persoon of instelling.
Geautomatiseerde transportmiddelen
Geautomatiseerde transportmiddelen zoals AGV’s (automatisch geleide voertuigen) en traversewagens zijn vaak beveiligd tegen aanrijdingen of beknelling door toepassing van elektronische detectiesystemen. Voor deze voorzieningen is periodieke inspectie en onderhoud belangrijk om schade aan mensen en materialen te voorkomen.
Voorkom onveilige situaties: gebruik een checklist
Het tijdig signaleren en melden van defecten aan transportmiddelen voorkomt dat technische mankementen tot ongelukken leiden. Eigenaarschap kan worden gestimuleerd door per transportmiddel iemand verantwoordelijk te maken voor invullen van een checklist en het melden van eventuele defecten. Om zeker te stellen dat periodieke inspecties correct worden uitgevoerd, wordt een dagelijkse en/of wekelijkse checklist aanbevolen waarop de belangrijkste controlepunten zijn vermeld. De checklist kan reeds voorgeschreven zijn in de handleiding van het transportmiddel of deze kan aangeleverd zijn door de leverancier. Wanneer dat niet het geval is kan een checklist samengesteld worden op basis van de voorgeschreven periodieke inspectiepunten vanuit de handleiding.
Veilig laden van transportmiddelen
Bij het gebruik van elektrisch aangedreven is het noodzakelijk om de laders ook jaarlijks te laten keuren door een deskundig persoon of instelling. Verder zijn er maatregelen nodig bij het laden van loodzuuraccu’s, meer informatie hierover staat in bijlage 3.
1.3.4 CE-verantwoordelijkheid
Bij CE-gemarkeerde transportmiddelen is de fabrikant verantwoordelijk voor het veilig functioneren, dit geldt ook voor opzetstukken zoals balen- of rollenklemmen. De fabrikant heeft hiervoor een risico-inventarisatie en -evaluatie gemaakt en de noodzakelijke voorzieningen aangebracht. Alle transportmiddelen zijn vanuit CE regelgeving voorzien van een aantal veiligheidsvoorzieningen die door fabrikant zijn aangebracht om een veilig gebruik te ondersteunen. Het is niet toegestaan om deze voorzieningen zonder toestemming van de fabrikant te wijzigen. Wanneer iemand zonder instemming van de fabrikant aanpassingen doet aan het transportmiddel vervalt daarmee de CE markering en is de eigenaar vanaf dan zelf verantwoordelijk voor een veilige werking van het transportmiddel. Bij een transportmiddel hoort een passend werklastdiagram en een bedieningshandleiding aanwezig te zijn.
1.4 Persoonlijke beschermingsmaatregelen
1.4.1 Veiligheidsschoenen
In een logistieke- of productieruimte is het vereist om veiligheidsschoenen (art. 8.2 Arbobesluit) te dragen. Behalve ter bescherming tegen stoten en pletten bieden goede veiligheidsschoenen ook bescherming tegen binnendringende scherpe voorwerpen en hebben ze een goede antislipzool. Klasse S3 veiligheidsschoenen voldoen aan deze voorwaarden en dienen daarom gedragen te worden in een logistieke- of productieruimte. Hiervan kan afgeweken worden wanneer uit de bedrijfsspecifieke RIE redelijkerwijs blijkt dat een ander type schoen meer passend is. Bij de toegang naar de logistieke- of productieruimte dient een pictogram aanwezig te zijn waaruit blijkt dat de veiligheidsschoen verplicht is in die ruimte.
1.4.2 Hoge zichtbaarheidskleding
Wanneer voetgangers zich in dezelfde ruimte bevinden als heftrucks, reachtrucks of shovels is het belangrijk dat ze goed zichtbaar zijn voor de bestuurder van het transportmiddel. Dit zelfde geldt voor een buitenterrein waar zich geen fysieke afscheiding is tussen transportmiddelen en voetgangers. De voetganger dient in deze gevallen in ieder geval bovenkleding te dragen in een opvallende kleur, zoals reflecterend geel of oranje. Dit kan een shirt, trui of jas zijn, of er kan gekozen worden voor een reflecterend hesje, welke over de reguliere (werk)kleding gedragen wordt.