Wettelijk kader

In de wet is bepaald hoe werkgevers en werknemers om moeten gaan met intern transport. Met name in hoofdstuk 7 van het Arbobesluit is dit vastgelegd. Deze arbocatalogus geeft invulling aan de doelvoorschriften die worden gesteld vanuit de Arbowet, er wordt regelmatig verwezen naar specifieke wetsartikelen.

Branchespecifieke waarden en ambitie

Ieder bedrijf is verplicht om afdoende maatregelen te nemen om de veiligheid van de medewerkers te kunnen garanderen, ook rond het thema intern transport.  In onze sector gelden de volgende gemeenschappelijke waarden:

  • Ieder bedrijf beschikt over een bedrijfsverkeersplan met een voor de eigen situatie afdoende set verkeersvoorschriften. Deze zijn bij iedereen, dus zowel bij eigen personeel als bij derden, bekend.
  • Transportmiddelen zijn veilig (en CE-gemarkeerd) en worden alleen gebruikt voor de werkzaamheden en werkwijze waarvoor zij bestemd zijn.
  • Binnen bedrijfsruimten worden geen transportmiddelen met dieselmotor ingezet.
  • Transportmiddelen en hulpmiddelen zijn voorzien van de benodigde beveiligingen en deze worden correct gebruikt.
  • Er is een beheersprogramma waarin periodieke inspectie en keuringen van transportmiddelen, hijs- en hefmiddelen en hulpmiddelen t.b.v. interne logistiek zijn geregeld.
  • Medewerkers worden zodanig opgeleid en geïnstrueerd, dat zij veilig kunnen werken met de (transport) middelen die zij tijdens hun werkzaamheden gebruiken.
  • Incidenten zoals ongelukken en onveilige situaties worden voortdurend gemeld en onderzocht, waarna passende maatregelen genomen worden om herhaling te voorkomen.  Het is onze ambitie dat er geen ongevallen met letsel meer voorkomen die veroorzaakt zijn door interne transportmiddelen en aanverwante zaken.